In de supermarkt heb ik een mandje met slechts drie boodschappen. Meer heb ik niet nodig vandaag.
Met mijn mandje sluit ik aan in de rij bij de kassa achter een oudere man met een karretje dat voor de helft vol is.
Langzaam schuiven we op en af en toe kijkt de man nogal indringend in mijn richting. Net voor hij zijn boodschappen op de band gaat leggen slaat hij zijn eerste bal.
“Jaaaaaa, je zou wel voor willen met je paar boodschappen maar daar kan ik niet aan beginnen want dan sta ik hier over een uur nog.”
Ik doe de André van Duin truuk (staren naar een punt op zijn voorhoofd) en zeg niets.
Hij legt driftig een paar boodschappen op de band en mept een tweede bal over het net.
“Dan komen ze uit die andere rijen ook en dan willen die ook allemaal voor en daarom doe ik het niet.”
De rest van de boodschappen gaat ook richting kassa en driftig smijt hij een balkje achter zijn stapel.
Derde bal.
“Dan moet je maar ’s morgens vroeg komen voor die paar boodschapjes want dan is het niet zo druk.”
De mevrouw achter mij krijgt er genoeg van en zegt:
“Die mevrouw vraagt toch helemaal niet of ze voor mag?”
Nu komt de aap uit de mouw en hij blaft: “Nee, maar ik zie ze toch kijken? Je ziet ze toch kijken?” En tegen mij: “Ja, ik zie je wel kijken hoor.”
Boos rekent hij af en duwt zijn wagentje de deur uit.
Helemaal niets heb ik gezegd en dat is in mijn geval een geweldige prestatie.
Mijn echtgenoot zou dat anders aangepakt hebben. Die zou heel vriendelijk gezegd hebben:
“Zeg knul. Je staat in je eentje te tennissen. Er is niemand aan de andere kant van het net.”